Ontslag op staande voet wegens grensoverschrijdend gedrag ten onrechte gegeven

5 september 2024

Een werkgever heeft de operationeel directeur, die nog maar korte tijd in dienst was, op staande voet ontslagen. Korte tijd voor het ontslag was de directeur op non-actief gesteld vanwege een verschil van inzicht over de uitvoering van het werk. Het ontslag was gebaseerd op grensoverschrijdend gedrag van de directeur jegens een ondergeschikte.

De directeur heeft een procedure aangespannen over de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is. Wel berust hij in het gegeven ontslag, zodat de arbeidsovereenkomst is geëindigd op de dag waarop het ontslag is gegeven. De kantonrechter is van oordeel dat het ontslag niet rechtsgeldig is. Het gedrag van de directeur, bestaande uit uitlatingen over het uiterlijk, was volgens de kantonrechter zeer ongepast, maar onvoldoende voor ontslag op staande voet. De werkgever had de directeur op zijn gedrag moeten aanspraken en hem de kans moeten geven om zijn manier van non-verbale en verbale communicatie aan te passen.

Omdat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, heeft de kantonrechter het verzoek om toekenning van een billijke vergoeding toegewezen. De kantonrechter heeft de billijke vergoeding vastgesteld op een bedrag gelijk aan twee maandsalarissen inclusief vakantiegeld. Naar het oordeel van de kantonrechter zou de arbeidsovereenkomst in ieder geval op korte termijn geëindigd zijn. De directeur heeft ook recht op de transitievergoeding. In zijn verzoek is de directeur uitgegaan van de datum van het gegeven ontslag en niet van de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatig ontslag had behoren te eindigen. De kantonrechter kan echter niet een hoger bedrag dan is verzocht toewijzen.

De kantonrechter heeft ook de verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging toegewezen omdat is opgezegd tegen een eerdere dag dan die tussen partijen geldt. De vergoeding is gelijk aan het bedrag van het loon inclusief vakantietoeslag over de opzegtermijn.

Bron:Rechtbank Limburg | jurisprudentie | ECLINLRBLIM20243539, 10954101 AZ VERZ 24-21 | 18-06-2024