Conclusie over berekening compensatie transitievergoeding

8 augustus 2024

In een procedure over compensatie van de transitievergoeding, die een werkgever bij bedrijfsbeëindiging vanwege zijn pensionering aan zijn werknemer heeft betaald, heeft de Centrale Raad van Beroep vragen gesteld over de uitleg van het Besluit loonbegrip aanzegtermijn en transitievergoeding. Volgens dit besluit valt provisie onder het loonbegrip voor de transitievergoeding. De vraag is of het gaat om de provisie, die is uitbetaald in de periode van twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt of om de provisie die betrekking heeft op deze periode van twaalf maanden.

Volgens de Advocaat-generaal gaat het om de provisie, die verschuldigd is over de twaalf maanden voorafgaand aan het moment waarop de arbeidsovereenkomst eindigt. Het gaat dus om het recht op provisie dat in die twaalf maanden is ontstaan. Niet van belang is dat de hoogte van die provisie op het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst nog niet is bepaald. Ook maakt het niet uit dat de provisie wellicht nog niet opeisbaar was.

De werkgever heeft aan zijn werknemer een transitievergoeding van € 72.131 betaald. Onderdeel van het loon van de werknemer, waarop de transitievergoeding is gebaseerd, vormde de door hem verdiende provisie. Het UWV heeft de compensatie van de betaalde transitievergoeding berekend op € 55.868. Het UWV heeft bij deze berekening de over het laatste kwartaal van de arbeidsovereenkomst verschuldigde provisie niet in aanmerking worden genomen. Volgens het UWV is deze provisie niet verschuldigd in de twaalf maanden voorafgaand aan het einde van de arbeidsovereenkomst. Het UWV heeft uitsluitend de in de periode van twaalf maanden betaalde provisie in de berekening meegenomen. De werkgever is het met deze berekening niet eens en heeft daartegen bezwaar gemaakt. Het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De rechtbank Gelderland heeft het beroep van de werkgever tegen de uitspraak op bezwaar gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Het UWV heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank.

Bron:Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20241033, 23/523 CRTV | 15-07-2024