Loonsanctie terecht opgelegd

1 augustus 2024

Een werkgever is verplicht het loon van een werknemer tijdens ziekte door te betalen. Deze loondoorbetalingsplicht geldt in beginsel gedurende twee jaar. Het UWV kan een loonsanctie opleggen als blijkt dat tijdens de ziekteperiode onvoldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht. De loonsanctie houdt in dat de loondoorbetalingsplicht met maximaal een jaar wordt verlengd. De beoordeling van de re-integratie-inspanningen vindt plaats bij de aanvraag van een WIA-uitkering door de werknemer. Deze beoordeling is gebaseerd op een arbeidskundig onderzoek. Als er medische vragen of onduidelijkheden zijn, vindt ook een onderzoek door een verzekeringsarts plaats.

In de Beleidsregels beoordelingskader poortwachter heeft het UWV een kader neergelegd voor de beoordeling van de vraag of werkgever en werknemer in redelijkheid konden komen tot de re-integratie-inspanningen die zijn verricht. In de Werkwijzer Poortwachter biedt het UWV werkgevers duidelijkheid over wat van hen bij de re-integratie van een werknemer wordt verwacht.

In een procedure voor de Centrale Raad van Beroep was in geschil of het UWV terecht een loonsanctie heeft opgelegd aan een werkgever. De re-integratie-inspanningen van de werkgever hebben niet tot een bevredigend resultaat geleid. Volgens het UWV is ten onrechte niet ingezet op re-integratie bij een andere werkgever (het zogenaamde tweede spoor), terwijl dit door de arbeidsdeskundige wel is geadviseerd. De werkgever is volgens het UWV ten onrechte uitgegaan van een zeer geringe belastbaarheid van de werknemer.

Uit vaste rechtspraak van de Raad volgt dat, als de arbeidsmogelijkheden beperkt worden ingeschat maar geen sprake is van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, een werkgever re‑integratie‑inspanningen moet verrichten. Als er arbeidsmogelijkheden zijn, moet de werkgever zich inspannen voor re-integratie. Een complexe en onzekere medische toestand levert voor de werkgever geen deugdelijke grond op om re-integratieactiviteiten achterwege te laten.

In dit geval beschikte de werknemer over beperkte arbeidsmogelijkheden. De werkgever heeft ten onrechte niet geprobeerd om activiteiten te ontwikkelen gericht op re-integratie in het tweede spoor. Het daartoe strekkende advies van de ingeschakelde arbeidsdeskundige heeft de werkgever genegeerd. De werkgever heeft de kans op een loonsanctie geaccepteerd omdat hij de voorkeur geeft aan het opbouwen binnen het eigen bedrijf. Volgens de Centrale Raad van Beroep is de werkgever tekort geschoten in wat in redelijkheid van hem mag worden verwacht ten aanzien van inspanningen om de werknemer in het arbeidsproces te re-integreren. De loonsanctie is daarom terecht opgelegd.

Bron:Centrale Raad van Beroep | jurisprudentie | ECLINLCRVB20241452, 22/3001 WIA | 09-07-2024